[Het Ministerie van Economische Zaken zal binnenkort haar beleid op het gebied van netwerkneutraliteit gaan formuleren. In dit position paper beschrijft Bits of Freedom haar positie op dit punt en adviseert zij het Ministerie over het te volgen beleid.
Help ons het position paper te verbeteren! We kunnen alle commentaar gebruiken. Probeer commentaar zo constructief en concreet mogelijk te maken, zodat wij het makkelijk kunnen knippen en plakken.
De planning is als volgt: tot 4 december is er gelegenheid tot commentaar. Dat zal worden verwerkt in een nieuwe versie die opnieuw online wordt geplaatst op 7 december. Dan is er tot 10 december gelegenheid tot het geven van commentaar, en op 14 december wordt het position paper gezonden aan het Ministerie.]
Position Paper Netwerkneutraliteit
geschreven met medewerking van Rashid Niamat en anderen
Introductie en conclusie
Op Europees niveau is overeenstemming bereikt over de herziening van de Europese telecommunicatierichtlijnen (het New Regulatory Framework, “NRF”). Het Ministerie van Economische Zaken (het “Ministerie”) zal deze nieuwe richtlijnen nu in de Nederlandse wet- en regelgeving moeten implementeren. Zij zal in dat kader ook haar beleid ten aanzien van netwerkneutraliteit moeten formuleren.
In het rapport over netwerkneutraliteit van 19 juni 2009 dat Dialogic in opdracht van het Ministerie heeft geschreven, is een voorzet gedaan voor dit beleid. De vraag is of het in dit rapport geformuleerde voorstel tot gevolg heeft dat netwerkneutraliteit ook in de toekomst voldoende gewaarborgd blijft. Naar de mening van Bits of Freedom is dat niet het geval. Zij concludeert in dit position paper dat:
Netwerkneutraliteit van groot belang is voor de informatiemaatschappij, omdat dit goed is voor innovatie, keuzevrijheid en fundamentele rechten.
Netwerkneutraliteit steeds meer onder druk komt te staan, omdat providers geneigd zullen zijn om internetverkeer te discrimineren.
De overheid niet kan vertrouwen op marktwerking om netwerkneutraliteit te garanderen.
De huidige wet- en regelgeving bovendien niet volstaat om schendingen van netwerkneutraliteit te voorkomen.
Het door Dialogic voorgestelde beleid waarbij slechts tot transparantie wordt verplicht, onvoldoende is om schendingen van netwerkneutraliteit te voorkomen.
Zij beveelt in dit position paper aan dat het Ministerie bij het implementeren van haar beleid in plaats van het door Dialogic voorgestelde beleid een robuust kader voor de bescherming van netwerkneutraliteit omarmt door:
Pas als uit empirisch onderzoek blijkt dat transparantieverplichtingen voldoende effectief zijn, hier de primaire nadruk op te leggen;
De effectiviteit van transparantieverplichtingen periodiek te blijven monitoren, zodat mogelijke ontwikkelingen die afbreuk zouden kunnen doen aan de effectiviteit hiervan in een vroeg stadium worden gesignaleerd; en
In de wet een verplichting tot het beschermen van netwerkneutraliteit op te nemen, voor die situaties dat de verplichtingen tot transparantie onvoldoende blijken om netwerkneutraliteit te garanderen.
Zij licht deze conclusies hieronder toe.
2. Netwerkneutraliteit belangrijk voor informatiemaatschappij
Nederland is in korte tijd veranderd in een maatschappij waar actief alle vormen van elektronische communicatie worden benut. Het gebruik van internet en mobiele telefonie in ons land is uitzonderlijk hoog. De Nederlandse informatiemaatschappij heeft daarmee veel belang gekregen bij een robuuste bescherming van netwerkneutraliteit. Netwerkneutraliteit is namelijk belangrijk voor innovatie, keuzevrijheid en fundamentele rechten. Dat wordt hieronder toegelicht.
2.1. Netwerkneutraliteit is belangrijk voor innovatie
Netwerkneutraliteit is ten eerste belangrijk voor innovatie. Hiermee kan immers worden gegarandeerd dat toekomstige startups hun diensten zullen kunnen aanbieden aan eindgebruikers, zonder dat zij daarvoor toestemming hoeven te vragen aan providers. Wat zou er gebeurd zijn als Google, Ebay, Twitter of Skype toestemming hadden moeten vragen aan providers? De kans is groot dat deze diensten nu niet hadden bestaan.
Hiermee kan bovendien worden gegarandeerd dat online tools die nu al bijdragen aan innovatie, zoals tools voor telewerken, conference calls, e-learning, crowdsourcing en e-health, zonder beperkingen worden doorgegeven. Het beperken van de toegang tot deze middelen, beperkt de innovatie die door deze middelen mogelijk wordt gemaakt. Ook daarvoor is netwerkneutraliteit van belang.
2.2. Netwerkneutraliteit is belangrijk voor keuzevrijheid
Netwerkneutraliteit is bovendien belangrijk voor keuzevrijheid op internet. Er worden ongelooflijk veel diensten via het internet aangeboden. Als een provider netwerkneutraliteit schendt, bijvoorbeeld als hij een concurrerende VOiP-dienst blokkeert ten behoeve van zijn eigen dienst, beperkt hij daarmee de keuzevrijheid van de consument. Netwerkneutraliteit garandeert dat de enorme keuzevrijheid die consumenten op het internet hebben, ook door gebruikers genoten kunnen worden.
2.3 Netwerkneutraliteit is belangrijk voor fundamentele rechten
Netwerkneutraliteit is tot slot van essentieel belang voor de bescherming van fundamentele rechten van internetgebruikers. Het internet heeft gebruikers ongekende mogelijkheden gegeven om deel te nemen aan de informatiemaatschappij. Die mogelijkheden zijn grotendeels ontstaan doordat providers geen enkele inmenging hadden met het internetverkeer van hun gebruikers. Als providers het internetverkeer van hun gebruikers zouden beperken, zouden zij direct de fundamentele rechten van gebruikers beperken. Netwerkneutraliteit beschermt het grondrecht op uitingsvrijheid en het grondrecht op privacy van iedere internetgebruiker.
3. Netwerkneutraliteit komt steeds meer onder druk te staan
De oorspronkelijke architectuur van het internet is gebaseerd op het principe dat verschillende datastromen in principe gelijkwaardig behandeld worden. In dit model is het netwerk zelf een passief doorgeefluik, zodat eindgebruikers van het internet zelf controle hebben over hun internetverkeer. Verkeer wordt daarbij vervoerd door providers volgens het “best-effort”-beginsel, wat betekende dat de provider bij het vervoer geen onderscheid maakte naar bron, bestemming of inhoud van het verkeer. Dit end-to-end principe stamt uit de begintijd van het internet, toen de benodigde bandbreedte per internetapplicatie weinig verschilde. Dit principe komt om meerder redenen echter steeds meer onder druk te staan.
3.1 Providers zullen geneigd zijn uit eigen beweging verkeer discrimineren
Ten eerste zullen ISPs in sommige gevallen uit eigen beweging internetverkeer discrimineren, om zo hun eigen diensten te bevoordelen:
Ondernemingen die actief zijn in het Nederlandse medialandschap worden steeds vaker verticaal geïntegreerd. Bedrijven die van oudsher televisiediensten aanboden, zoals UPC, zijn daarnaast internet- en telefoniediensten gaan aanbieden. Bedrijven die van oudsher telefoniediensten aanboden, zoals KPN, zijn tevens internet- en televisiediensten gaan aanbieden. En bedrijven die van oudsher alleen internetdiensten aanboden, zoals XS4ALL, zijn overgenomen door bedrijven die ook actief zijn op andere vlakken, zoals telefonie- en televisie.
Tegelijkertijd worden “traditionele” mediadiensten, zoals telefonie en televisie, meer en meer via het internet aangeboden. Voice over IP vervangt telefonie via de koperen draad van KPN. On-demand video via het internet, zoals Uitzending Gemist en YouTube, zullen steeds meer en meer traditionele televisiediensten vervangen.
Het kan voor deze verticaal geïntegreerde providers aantrekkelijk zijn om zijn eigen diensten te bevoordelen ten opzichte van de internetdiensten van derden. Het zal voor een provider die ook VoIP-diensten aanbiedt, bijvoorbeeld aantrekkelijk zijn om Skype niet tot zijn netwerk toe te laten, omdat hij op die manier voorkomt dat zijn VoIP gebruikers gebruik maken van concurrerende diensten.
Ook zullen ISPs geneigd zijn om verkeer te discrimineren, om zo hun netwerk zo optimaal mogelijk te gebruiken:
In de afgelopen jaren zijn nieuwe soorten on-line diensten ontstaan die voorheen niet bestonden en een stevig beroep doen op capaciteit van providers. Dit zijn ten eerste online diensten die veel meer bandbreedte gebruiken dan voorheen (zoals YouTube ). Dit zijn ook applicaties die gevoelig zijn voor vertraging (zoals realtime-chatdienst Skype).
Providers hebben in sommige gevallen echter beperkte capaciteit, terwijl het uitbreiden van een netwerk een kostbare aangelegenheid is.
Een provider die kampt met capaciteitsgebrek zal in sommige gevallen ervoor kiezen om bepaald verkeer te prioriteren, om te zorgen dat real-time verkeer voorrang krijgt boven verkeer dat wel vertragingen accepteert. Dit hoeft de eindgebruiker niet altijd te merken: het is bijvoorbeeld niet nadelig wanneer een e-mail met een seconde vertraging bezorgd wordt, terwijl een Skype-gesprek bij vertraagde doorgifte juist onmogelijk gemaakt wordt.
3.2. ISPs zijn geneigd op verzoek van derden verkeer discrimineren
Providers zullen niet alleen uit eigen beweging internetverkeer discrimineren. Providers worden ook onder druk gezet door derden om internetverkeer te discrimineren:
Ten eerste probeert de muziek- en filmindustrie providers te verplichten om internetverkeer te discrimineren. Zo hebben heeft BREIN al aangegeven dat zij providers willen verplichten om gebruikers van filesharing-technologie die inbreuk maken op auteursrechten, “af te knijpen”. Daarnaast overweegt deze organisatie om providers te verplichten toegang tot The Pirate Bay onmogelijk te maken [bron?]. Ook heeft Brein onlangs een transitprovider verplicht om informatie van torrent-platform The Pirate Bay te blokkeren ([bron?]). Tot slot begrijpen wij dat providers die ook televisiediensten aanbieden, en daarvoor content inkopen, vaak onder druk worden gezet om in het kader van die overeenkomsten tevens maatregelen te nemen om filesharing te voorkomen.
Daarnaast heeft het Ministerie van Justitie het voornemen om providers te verplichten om websites die kinderporno zouden bevatten te laten filteren. Dit voornemen is tijdelijk opgeschort in afwachting van nadere uitwerking van het proces waarmee de lijst tot stand komt en wordt gecontroleerd. Wij hebben echter begrepen dat UPC vooruitlopend hierop maatregelen neemt om websites die mogelijk kinderporno bevatten te blokkeren.
4. De overheid KAN NIET alleen VERTROUWEN OP MARKTWERKING
Duidelijk is dat beleidsmakers het zich niet kunnen permitteren om zich afzijdig te houden en de dilemma’s van netwerkneutraliteit zichzelf op te laten lossen. Tegenstanders van actief overheidsingrijpen inzake netwerkneutraliteit merken vaak op dat er verregaande concurrentie is op de Nederlandse markt voor breedband, waardoor simpele marktwerking genoeg is om ongeoorloofd netwerkmanagement tegen te gaan. Hoewel de Nederlandse breedbandmarkt inderdaad zeer concurrerend is, en daarmee tot de geavanceerdste breedbandmarkten ter wereld bestaat (uit de meest recente cijfers van de Europese Commissie blijkt dat ongeveer 40% van de Nederlandse bevolking een breedbandverbinding heeft), kan echter niet zomaar aangenomen worden dat marktwerking alleen genoeg is op het internet open en innovatief te houden.
4.1 “Overheid op afstand” leidt niet tot innovatie en investeringen
Sommigen stellen dat een ‘overheid op afstand’ netwerkbeheerders prikkelt tot innovatie en het uitbreiden van capaciteit. Aanhangers van deze deze redenering stellen dat netwerkbeheerders alleen zullen kunnen investeren, wanneer ze niet gehinderd worden door regulering in het terugverdienen van die investeringen. Zogenaamde ‘regulatory holidays’ zouden het mogelijk moeten maken voor netwerkbeheerders om middels netwerkmanagement aanbod te differentiëren, en—al dan niet vanuit verticale integratie—geprioriteerde behandeling van verkeer van diensten aan te bieden tegen betaling.
Uit de economische literatuur blijkt echter dat het allerminst zeker is of weinig actieve inmenging van de overheid tot innovatie, investering en uitbreiding van capaciteit bij netwerkbeheerders en een verhoging van welvaart leidt. Wanneer de druk van competitie afdoende is—wat tegenstanders van overheidsingrijpen onderschrijven—zou dat in theorie genoeg prikkels kunnen geven voor netwerkbeheerders om te innoveren. Maar netwerkbeheerders kunnen tegelijkertijd logischerwijs alleen geld verdienen aan het differentiëren van aanbod en het strategisch verdelen van capaciteit, wanneer de vraag naar bandbreedte daadwerkelijk het aanbod overstijgt. Hiermee is het theoretisch dus mogelijk dat het vrij laten van netwerkbeheerders juist minder innovatie, investering en capaciteitsuitbreiding tot gevolg heeft; op die manier creëren de aanbieders immers kunstmatige schaarste. Het ministerie doet er verstandig aan deze overwegingen mee te nemen in het ontwikkelen van beleid.
4.2 En de gevolgen van disproportioneel netwerkmanagement zijn onwenselijk
Netwerkoptimalisatie kan een goede reden zijn om providers in te laten met het verkeer dat via hun netwerk loopt. Er schuilen echter gevaren in het loslaten van het beginsel dat netwerkbeheerders zich niet mogen inlaten met het verkeer dat zij vervoeren: het toestaan van actief netwerkmanagement kan leiden tot maatregelen die de concurrentie vervalsen of burgerlijke vrijheden inperken (zoals in hoofdstuk 2 nader is toegelicht):
Dit kan ten eerste een nadelig effect hebben op bottom-up innovatie. Immers, het is aannemelijk dat innovatieve, startende ondernemingen die nieuwe diensten op de breedbandmarkt aanbieden de meeste last van restrictief netwerkmanagement ondervinden.
De algemene ondoorzichtigheid van netwerkmanagement op de breedbandmarkt leidt er eveneens mogelijk ook toe dat coördinerend gedrag door de marktpartijen moeilijker te doorzien is, wat tot een daling in welvaart kan leiden.
Daarnaast wordt het minder eenvoudig om vast te stellen in hoeverre verticale integratie tussen netwerkbeheerders en aanbieders van diensten op het internet schadelijk of voordelig voor de markt is. Hoewel verticale integratie een beter afgestemde relatie tussen netwerk en geïntegreerde diensten oplevert, zijn de mogelijk anticompetitieve gevolgen van zulke verticale integratie lastig te controleren. In de praktijk is het bijna onmogelijk om vast te stellen of een netwerkbeheerder een verticaal geïntegreerde dienst onder gelijke netwerk technische voorwaarden behandelt als concurrerende diensten.
De toekomstige regulering van internetarchitectuur wordt tegelijkertijd alleen maar relevanter met de groeiende rol van (breedband) internet in media en communicatie. Traditionele media kunnen op het internet innovatiever ingezet worden, omdat het internet interactie en grootschalige opslag van data mogelijk maakt. Dit brengt mogelijkheden en uitdagingen met zich mee. Wanneer het internet een centralere rol in communicatie gaat spelen, is er meer belang bij het netwerk innovatief en up-to-date te houden. Netwerkbeheerders zijn een vitale schakel in dit proces, en bevinden zich steeds meer op het snijvlak tussen de media- en telecommunicatiemarkt. Regulering van de internetarchitectuur en netwerkmanagement overstijgt dus traditionele invalshoeken ten opzichte van netwerkindustrieën, en naast mededinging en marktwerking hebben deze ook betrekking op het medialandschap en burgerparticipatie.
4.3 Daarom bescherming netwerkneutraliteit niet aan markt overlaten
Het is daarom naar de mening van Bit s of Freedom van belang dat de bescherming van netwerkneutraliteit niet alleen aan marktwerking wordt overgelaten. Het is onduidelijk of concurrentie op de Nederlandse breedbandmarkt voldoende robuust is, om de markt het onderscheid tussen proportioneel en disproportioneel netwerkmanagement te laten maken. Competitie kan tot discipline leiden, maar vanwege ondoorzichtigheid en overstapkosten is het aan te bevelen voor de overheid om klaar te staan met maatregelen als marktwerking tekortschiet.
5. geldende regelgeving kan SCHENDINGEN NIET voorkomen
Daarbij komt dat moet worden geconstateerd dat de op dit moment geldende regelgeving niet kan voorkomen dat dit beginsel wordt geschonden.
5.1 De mededingingsregels zijn slechts bij uitzondering van toepassing
Ten eerste zijn de geldende mededingingsregels niet geschikt om schendingen van netwerkneutraliteit te voorkomen. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zal een schending van netwerkneutraliteit namelijk ook een schending van het Nederlandse of Europese mededingingsrecht inhouden. In alle andere gevallen zal het mededingingsrecht geen uitkomst bieden.
Het misbruikverbod zoals neergelegd in artikel 24 Mededingingswet (“Mw”) en artikel 82 EG-verdrag (“EG”) niet vaak toepasselijk zijn. Daarvoor zal de betrokken provider immers een “machtspositie” zoals bedoeld in deze artikelen moeten bekleden. Uit cijfers van de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit (“OPTA”) blijkt dat op het eerste gezicht slechts KPN een mogelijke machtspositie bekleedt (zie bijvoorbeeld de rapportage van OPTA in het kader van de monitoring van breedband voor Q2 2008). Ten aanzien van al de andere providers zal dus geen sprake kunnen zijn van misbruik van machtspositie. Daarbij komt dat zelfs als een aanbieder van internettoegang een machtspositie heeft in de zin van de mededingingsregels, het in die gevallen niet snel zal voorkomen dat sprake zal zijn van misbruik. Het zaal namelijk vaak moeilijk zijn om aan te tonen dat een schendingen van netwerkneutraliteit ook een mededingingsprobleem tot gevolg heeft.
Ook het kartelverbod zoals neergelegd in artikel 6 Mw en artikel 81 EG zal in veel gevallen een schending van netwerkneutraliteit niet kunnen voorkomen. Dan moet immers allereerst sprake zijn van een overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging zoals bedoeld in deze bepalingen. Pas als providers gezamenlijk – kort gezegd – afspreken of afstemmen dat zij internetverkeer zullen discrimineren, en dat kan worden aangetoond, valt dit binnen de reikwijdte van deze artikelen. In zo een geval zou bovendien moeten worden aangetoond dat deze overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging geen mededingingsbeperkende strekking of gevolg heeft. Dat zal geen sinecure zijn, zeker als hier op het eerste gezicht goede redenen voor zijn, zoals het handhaven van auteursrechten of het beschermen van de veiligheid van het netwerk. Ook deze bepaling zal dus slechts in zeer uitzonderlijke gevallen uitkomst bieden.
5.2. De regelgeving voor consumentenbescherming heeft een te beperkte reikwijdte
Ook de regelgeving die ziet op consumentenbescherming biedt onvoldoende bescherming tegen schendingen van netwerkneutraliteit. De regels ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken (boek 6 afdeling 3A Burgerlijk Wetboek) kunnen slechts voorkomen dat een provider onvoldoende duidelijk maakt welke beperkingen gelden voor zijn dienst (een provider is bijvoorbeeld op grond hiervan verplicht om in reclames duidelijk te maken dat een maximale up- en downloadsnelheid slechts zou gelden ten aanzien van bepaalde diensten). Op grond van deze regels worden geen kwalitatieve eisen – of ondergrens – gesteld aan de internettoegang die providers aanbieden.
5.3 Een beroep op de informatievrijheid beidt ook geen uitkomst
Naast de hierboven geschetste mededingingsregels en de consumentenbescherming zou ook verdedigd kunnen worden dat het recht op informatievrijheid uitkomst zou kunnen bieden in voorkomende gevallen. Naar de mening van Bits of Freedom zal slechts in zeer uitzonderlijke gevallen de burger een beroep kunnen doen op het grondrecht op informatievrijheid om schendingen van netwerkneutraliteit te voorkomen. Er is moeilijk een situatie voorstelbaar dat een schending van de netwerkneutraliteit als “inperking” van het grondrecht op vrijheid van meningsuiting zoals beschermd in artikel 10 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (“EVRM”) en artikel 7 Grondwet (“Gw”) kan worden beschouwd. Een rechter zal bovendien zeer terughoudend zijn in het aannemen van een plicht om die schending van netwerkneutraliteit te voorkomen.
6. voorstel Dialogic BIEDT ONVOLDOENDE BESCHERMING
6.1 Dialogic advies legt nadruk op transparantie
Dialogic komt in haar rapport tot een transparantiemodel, waarin aanbieders “feitelijke, technisch verifieerbare informatie leveren over het eventuele verkeer dat ze verschillend behandelen”. Dat transparantiemodel kan een interessante manier zijn om te verzekeren dat internetgebruikers goed worden voorgelicht. Het kan naar de mening van Bits of Freedom echter niet het enige instrument zijn op grond waarvan netwerkneutraliteit wordt gewaarborgd. Dan zou netwerkneutraliteit in Nederland in de praktijk tot een lege huls verworden.
Daarbij past het om eerst een kanttekening te plaatsen bij de context van de conclusie van Dialogic. Netwerkneutraliteit is een thema dat de aandacht heeft van eigenaren en exploitanten van netwerken, leveranciers, afnemers en beleidsmakers. Dialogic is er in geslaagd de meningen en gedragingen van een aantal vertegenwoordigers van deze groepen op een heldere wijze te beschrijven. Dat is geen geringe prestatie voor een complex onderwerp als netwerkneutraliteit.
Maar het resultaat biedt geen volledig beeld van de markt. Bits of Freedom ziet hiervoor twee oorzaken:
De benaderde partijen zijn op sommige onderwerpen terughoudend geweest. Uit de media blijkt dat gegeven antwoorden niet (meer) stroken met de realiteit. Zo wordt recent op Tweakers door gebruikers gemeld dat Vodafone Google Talk blokkeert, omdat er VOiP mee mogelijk is.
Relevante stakeholders in het proces zijn niet geïnterviewd. Zo zijn hostingproviders, mobile virtual network operators, partijen die online gaming faciliteren en interactieve reclamebureau's niet ondervraagd, terwijl deze partijen allen belang hebben bij een neutraal netwerk.
Daarnaast is onvoldoende onderzoek gedaan naar leveringsvoorwaarden, overstapdrempels en aanbiedersconcentratie, terwijl dit zeer relevante gegevens zijn voor de vraag of het door Dialogic voorgestelde model in de praktijk wel werkt. Dat wordt hieronder toegelicht.
Deze omissies hebben waarschijnlijk bijgedragen aan het beeld dat de noodzaak tot handhaving van netwerkneutraliteit overbodig of disproportioneel zou zijn.
Het door Dialogic voorgestane beleid laat echter nadrukkelijk de mogelijkheid open, dat aanbieders andere belangen prefereren en netwerkneutraliteit niet omarmen. Gelet op de recente ervaringen en de door Dialogic beschreven scenario's voor de nabije toekomst is het een illusie aan te nemen dat alleen een transparantiemodel volstaat. Dat wordt hieronder toegelicht.
6.1 Intransparantie en overstapkosten zijn obstakels concurrentie breedbandmarkt
Er zijn op dit moment in het bijzonder drie barrières die consumenten beletten een actieve en geïnformeerde keuze op de breedbandmarkt te maken, en die zo concurrentie op de breedbandmarkt belemmeren.
Ten eerste is daar het gebrek aan transparantie: netwerkmanagement een bijzonder ondoorzichtige praktijk, zowel voor consumenten als voor de overheid. Het is niet eenvoudig vast te stellen voor consumenten of het trage laden van een HD video veroorzaakt wordt door drukte op het netwerk, of door actieve prioritering van de netwerkbeheerder. Netwerktechnische informatie is complex en specialistisch, terwijl netwerkmanagement een uitwerking heeft op iedere gebruiker van het internet. Ook voor overheden is het in individuele gevallen moeilijk vast te stellen in hoeverre differentiatie in netwerkverkeer geoorloofd is om bandbreedte efficiënt te verdelen, of vanuit anticompetitieve intenties komt.
Zelfs al beschikt de consument echter over goede informatie, dan nog kan de mogelijkheid om naar een andere aanbieder over te stappen beperkt zijn. Dit hangt samen met twee factoren:
Ten eerste moet er voldoende keuze zijn voor de betreffende internetgebruiker. Mocht een provider besluiten om Skype te blokkeren, dan moet de internetgebruiker in staat zijn om over te stappen naar een provider die deze dienst niet blokkeert.
Bovendien moeten de overschakelingskosten verwaarloosbaar zijn, zodat de internetgebruiker ook de praktische mogelijkheid heeft te wisselen van aanbieder.
[Zijn er nog andere factoren die switchgedrag bepalen?]
Dit leidt er in de praktijk toe dat transparantie, hoewel een aardig beginsel, in feite een lege huls blijft. In sommige gevallen zijn er onvoldoende aanbieders actief in de regio waar de consument woonachtig is. Het is bovendien voorstelbaar dat providers allemaal (bewust of onbewust) hetzelfde beleid voeren ten aanzien van bepaalde diensten. Ook in dat geval heeft de internetgebruiker dus geen keuze.
Bovendien zullen in veel gevallen de overschakelingskosten te hoog zijn:
Consumenten hebben slechte ervaringen met overschakelingen naar andere providers: de dienstverlening kan dagen en soms weken worden onderbroken, de oude contracten worden administratief niet goed verwerkt of de verkeerde diensten worden afgegeven. Uit een onderzoek van Heliview in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken uit 2005 blijkt dat bijna 1 op de 3 consumenten aangeeft wegens slechte ervaringen met de vorige overstap, niet meer te zullen overstappen. [hebben jullie meer voorbeelden uit de pers van slechte ervaringen met overstappen?]
De drempel wordt nog hoger als de internetgebruiker bij die aanbieder nog een andere dienst, bijvoorbeeld televisie of vaste telefonie, afneemt. Dat is inmiddels zeer gebruikelijk. [heeft iemand cijfers over triple play adoptie?]
Daarbij komt dat een belangrijk deel van de internetgebruikers tevens een emailadres heeft van de provider waarvan hij internettoegang afneemt. Dit zijn in veel gevallen adressen die al jaren in gebruik zijn en bij talloze vrienden en kennissen bekend zijn. Internetgebruikers hebben helaas niet het recht om emailadressen mee te nemen naar een nieuwe provider. De overweging dat men niet meer via dat emailadres bereikbaar zou zijn, is voor een deel van de internetgebruikers al een reden om niet over te stappen naar een andere provider.
Juist doordat internet zo ontzettend belangrijk is geworden in deze maatschappij, kan een mogelijke onderbreking van het internet een of meerdere dagen voor de meeste internetgebruikers al een reden zijn om af te zien van een overstap.
[zijn er nog andere redenen waarom internetgebruikers eigenlijk “locked-in” zijn bij hun huidige internetprovider?]
6. beleid moet dus bescherming netwerkneutraliteit omarmen
Het Ministerie van Economische Zaken kan dus niet volstaan met het slechts voorschrijven van transparantie. Zij moet een robuust beleid omarmen, dat waarborgen dat netwerkneutraliteit niet een lege huls wordt in Nederland:
Pas als uit empirisch onderzoek blijkt dat er voldoende aanbod is en de overschakelingskosten voldoende beperkt zijn, kan het Ministerie het voorschrijven van transparantie als primair sturingsinstrument hanteren.
Dan nog moet het Ministerie er niet op vertrouwen dat deze marktomstandigheden in de toekomst van toepassing blijven. Zij moet daarom periodiek monitoren of het aanbod voldoende is en de overschakelingskosten voldoende beperkt om te waarborgen dat er “concurrentie” op netwerkneutraliteit plaatsvindt tussen providers.
Juist omdat dit soort processen in de praktijk tijd kosten, en niet altijd tot eenduidige uitkomsten leiden, zal het Ministerie daarnaast een fall-back bepaling moeten opnemen in het nieuwe kader, die waarborgt dat als marktwerking onvoldoende is om netwerkneutraliteit te garanderen, netwerkneutraliteit toch wordt gerespecteerd. Deze bepaling zou als volgt moeten luiden:
“Het is ondernemingen die een aansluiting tot het openbare communicatienetwerk en/of openbare elektronische-communicatiediensten aanbieden niet toegestaan toegang tot en/of gebruik van diensten en toepassingen te beperken, behalve voor zover deze beperkingen betreffen: (i) redelijk en niet-discriminatoir netwerkmanagement in tijdelijke gevallen van acute congestie van het internet of (ii) beperkingen betreffende downloadsnelheden waarvoor de gebruiker betaalt, of het datavolume dat de gebruiker gedurende een bepaalde periode kan afnemen, zonder dat daarbij wordt gediscrimineerd naar applicatie, dienst, protocol of inhoud.”
Deze bepaling zou door OPTA gehandhaafd worden. Deze zou in haar beleidsregels kunnen opnemen dat zij slechts over gaat tot handhaving op grond hiervan als blijkt dat er onvoldoende marktwerking is om netwerkneutraliteit te garanderen.
* * *